Het Verraad van het Hoger Beroepsonderwijs


Marktwerking in (semi-)publieke sectoren heeft tot ontwrichtende omstandigheden geleid in onder meer de zorg, de energiesector en in de woningmarkt. Er is veel aandacht voor de eveneens zorgwekkende ontwikkelingen in het onderwijs en het verlies van onderwijskwaliteit. Het maatschappelijk debat concentreert zich vooral op het primair, het voortgezet en het middelbaar beroepsonderwijs. Universiteiten kennen een regulerend mechanisme waardoor de kwaliteit van dat universitaire onderwijs relatief goed wordt bewaakt (hoewel het ideologische karakter van opleidingen binnen de Geesteswetenschappen precaire vormen begint aan te nemen).



Het type onderwijs dat nauwelijks aandacht krijgt in dit debat is het Hoger Beroepsonderwijs. Hogescholen zijn gesloten werelden. Misstanden, bijvoorbeeld rondom scripties, financiering, studentenhuisvesting, de buitenproportionele groei van hogescholen, vage studies met een overschot aan studenten en de daaruit voortvloeiende moeizame aansluiting bij de arbeidsmarkt, et cetera komen slechts zelden in de openbaarheid. Hieruit kan geenszins de conclusie getrokken worden dat de verontrustende ontwikkelingen en de teloorgang van onderwijskwaliteit zoals die zich in de overige typen voordoen, niet in het Hoger Onderwijs aan de orde zijn; integendeel.



In het Hoger Beroepsonderwijs in Nederland voltrekt zich een maatschappelijk drama van ongekende proporties. De ambitie van voorgaande kabinetten om een kenniseconomie te realiseren, het voor eenieder toegankelijk maken van hoger onderwijs, de doorwerking van neoliberalisering (semi-marktwerking zonder controlerende markt) in het onderwijs en het hanteren van experimentele onderwijsideeën gebaseerd op het sociaal constructivisme hebben ertoe geleid dat hogescholen (en in mindere mate universiteiten) het primaire doel van een beroepsopleiding (het verwerven en vervolgens toetsen van kennis en vaardigheden, het leren van een vak dat een beroep representeert waarmee een baan kan worden gevonden) ernstig hebben verwaarloosd. Hogescholen bewaken niet meer het evenwicht tussen studentenaantallen en de vraag uit dat werkveld. Verblind door de ambitie om te groeien, daartoe aangezet door dat neoliberale klimaat en de (financierings)mogelijkheden die de overheid biedt, zijn het welzijn van de student en de onderwijskwaliteit uit het oog verloren waardoor menig alumni met een diploma, waarvan niet duidelijk is wat de waarde en arbeidsgarantie is, met lege handen staat.



Naast het aanbod van gedegen en kwalitatief hoogwaardige HBO-opleidingen waarmee afgestudeerden wel degelijk worden voorbereid op een vakgebied en hen voorziet van een startkwalificatie waarmee een feitelijk bestaand arbeidsveld kan worden betreden en een inkomen kan worden gegenereerd (het betreft vooral opleidingen in de domeinen ICT, techniek en zorg), kent het onderwijslandschap een overaanbod van minder concrete, vage opleidingen waarvan minder evident is wat het vermeende vakgebied precies inhoudt en wat de afgestudeerde precies weet en kan, waar organisatie en kwaliteit van het onderwijs te wensen overlaten, waar theoretische en praktische achtergrond van docenten in twijfel kunnen worden getrokken en voor wie het hoger onderwijs een laatste toevluchtsoord is.



Opleidingen die in onzekere tijden inspelen op romantische verlangens van jonge, kwetsbare doelgroepen uit binnen- en buitenland die vaak geen idee hebben wat ze nu eigenlijk willen studeren en zodoende een makkelijk te overtuigen en aantrekkelijk populatie van klanten vormen die na een vaak verwarrende, rommelige en soms eenzame studietijd geen of met moeite werk kunnen vinden en een onzeker werkzaam leven te wachten staat. Terwijl zij bovendien niet zelden zijn belast met een studieschuld van tienduizenden euro’s; schulden waarvoor ouders en grootouders van buitenlandse studenten vaak diep in de buidel hebben moeten tasten. Het is ironisch en paradoxaal dat juist opleidingen in de ICT, techniek en de zorg teruglopende studentenaantallen hebben terwijl juist die sectoren worstelen met krapte op de arbeidsmarkt.



In plaats van het bewaken van onderwijskwaliteit en het realiseren van dat primaire doel van een hbo-diploma, genereert een in omvang toenemende Hogeschool vooral werkgelegenheid voor haar eigen docenten en ondersteunend personeel. Een uitdijende hogeschool resulteert bovendien in een aantrekkelijk en vaak lucratief verdienmodel voor verschillende organisaties en de middenstand in de regio. Huisjesmelkers in stad en omstreken hebben een continue bezetting van hun panden. Winkels en horeca zien hun omzet stijgen en hebben een overaanbod aan goedkoop en onderbetaald personeel, bouwbedrijven stampen studentenflats uit de grond en werken aan uitbreiding en verbouwing van het steeds maar groter wordende pand van de Hogeschool, et cetera.



Voorheen huisvestten (middelgrote) steden relevante beroepsopleidingen met een in termen van studentenaantallen en personeel geringe omvang, vaak afgestemd op sectoren en werkgelegenheid in de regio waardoor de aansluiting bij het werkveld goed kon worden bewaakt. Sinds de jaren 90 ambiëren en pretenderen steden in de periferie als Leeuwarden, Tilburg, Deventer en Middelburg een studentenstad te zijn. Zo’n transformatie, een hogeschool in de stad, genereert welvaart en brengt een provinciaalse stad veel goeds. Met name (maar niet alleen) hogescholen buiten de Randstad grossieren in opleidingen met een diffuus of vaag karakter en onduidelijk afgebakende vakgebieden; in een regio die veelal helemaal geen binding of traditie heeft met de sectoren waar de opleidingen voor pretenderen op te leiden. Opleidingen met aantrekkelijk klinkende Engelse namen die zich richten op de creatieve industrie, de mediawereld, de vrijetijdsindustrie, communicatie, ruimtelijke ordening, opleidingen die zich richten op management en leiderschap, de hbo-varianten van traditioneel academische studies zoals toegepaste psychologie en rechten omdat de universiteit onbereikbaar (te theoretisch, te moeilijk) is; opleidingen met ieder jaar weer stijgende studentenaantallen. Men moet en zal studeren.



Door principes als het toekennen van financiële middelen op basis van studentenaantallen concentreren Hogescholen zich op de werving van zoveel mogelijk studenten: havisten en mbo-ers kunnen zich sowieso inschrijven, mbo-ers met een relevante vooropleiding en vwo-ers (om ze weg te kapen van universiteiten) kunnen de opleiding versneld afronden, er worden Associate Degrees en Masterprogramma’s in het leven geroepen, opleidingen worden in deeltijd aangeboden, et cetera. Wanneer de Nederlandse leerlingen na een tussen hogescholen in intensiteit toenemende concurrentiestrijd zijn verdeeld en grenzen aan de groei lijken te zijn bereikt, dan richt het vizier zich op de buitenlandse studenten; de meeste hbo-opleidingen worden niet voor niets ook in het Engels aangeboden.



Allereerst studenten uit Duitsland en China die in de veronderstelling zijn dat ze aan een prestigieuze Nederlandse universiteit studeren omdat hen het onderscheid tussen Academic University en University of Applied Sciences (HBO) niet duidelijk is. Ook studenten uit andere EU-landen en Oost-Europa kloppen inmiddels verwachtingsvol aan de poorten van Nederlandse hogescholen. Door het zonder enige restricties toelaten van studenten met een variëteit aan culturele en scholingsachtergronden waarop binnen het onderwijs niet wordt gedifferentieerd, heeft de populatie studenten wat betreft niveau en geschiktheid een sterk heterogeen karakter. Het maakt het ontwikkelen en aanbieden van onderwijs aan zo’n groep moeilijk, zo niet onmogelijk. Er lopen op hogescholen studenten rond die veel meer gebaat zijn bij hetzij een praktische en vooral een concrete, duidelijk afgebakende vakopleiding, hetzij veel meer geschikt zijn voor een Academische Universiteit. De eerste groep haalt vaak met veel hangen en wurgen dat felbegeerde HBO-diploma (vaak tot frustratie van hun meer geschikte en harder werkende medestudenten), maar komt moeilijk aan de bak. De tweede groep raakt al tijdens de studie gedesillusioneerd vanwege het teleurstellende karakter en niveau van de opleiding. De kritische, assertieve student doet zijn beklag, maar wordt met een kluitje in het riet gestuurd, een enkeling trekt zijn conclusies, maar het merendeel moddert maar wat door.



Doorgaans wordt er alleen tot actie over gegaan wanneer een student een officiële klacht indient, iets in de media terecht komt of dreigt terecht te komen of wanneer iets de accreditatie in negatieve zin zou kunnen beïnvloeden. Voorbeelden genoeg: snoepreisjes naar het buitenland, niet behaalde accreditaties, MeToo-cases, groot-verdienende CvB-leden, klachten van studenten, etc. Dan worden alle zeilen bijgezet en worden docenten nadrukkelijk geïnstrueerd om alles en iedereen die er vragen over heeft door te verwijzen naar MT of persvoorlichter. Maar het zijn vooral de verschijnselen die samenhangen met de pervertering van het HBO waar de bevolking en politiek nauwelijks kennis van nemen, omdat die zorgvuldig worden afgeschermd.



Er wordt gekapitaliseerd op de jonge generaties, want wat levert het diploma van de Hogeschool op? Gezien de vaak moeizame aansluiting bij het werkveld hebben niet al deze opleidingen bestaansrecht, zijn er teveel van dezelfde opleidingen in de verschillende steden, is er een overschot aan studenten waarbij menig hogeschool alsmede haar vestigingsplaats wordt geconfronteerd met problematiek rondom accommodatie, huisvesting, et cetera. Na kritische analyse van de inhoud van het curriculum en de studielast voor studenten is bovendien de vraag gelegitimeerd of zo’n HBO-opleiding wel vier jaar moet duren; het totaal aan kennis en vaardigheden kan immers in een veel korter tijdsbestek worden aangeleerd. Kostbare jaren gaan verloren. Bovendien hebben veel van deze HBO-opleidingen een stuwmeer aan zogenaamde langstudeerders: studenten die vaak jaren uit zicht zijn, maar wel jaar na jaar collegegeld betalen, bekostigd uit een baan in de horeca of callcenter waar helemaal geen HBO-diploma voor vereist is.



Datzelfde gebrek aan relevante achtergrond en inbedding in vakgebied en regio geldt ook voor menig docent. Het hanteren van een onderwijsmethode (een filosofie kan het niet worden genoemd) die voor zowel docent als student een al even vaag en onduidelijk karakter heeft, maakt het mogelijk dat de docent zich staande weet te houden als coach, tutor of procesbegeleider, maar zeker niet als inhoudelijk vakdeskundige docent. Net als in andere sectoren zijn onder invloed van fusies, de productieprocessen (i.e. het feitelijke onderwijs) gestandaardiseerd en versimpeld.



Het gebrek aan gefundeerde didactische achtergrond wordt geenszins gecompenseerd met het verplicht behalen van de didactische aantekening die middels een cursus binnen de gelederen van dezelfde hogeschool wordt gevolgd, waarbij docenten dus door collega’s worden beoordeeld. In die cursus moet vooral worden gereflecteerd en moeten procesverslagen worden geproduceerd. Het behoeft dan ook geen verwondering dat veel didactisch materiaal de toets der kritiek niet kan doorstaan en veel onderwijsmateriaal als los zand aan elkaar hangt. Iedere student heeft ervaring met mankementen van organisatorische aard in het onderwijsproces, niet capabele docenten, opdrachten waarbij de exacte (punten)structuur en relevantie onduidelijk zijn, beoordelingen die niet (kunnen) worden verantwoord, vage, niet inhoudelijke en algemene feedback, het zich immer manifesterende drama van groepswerk waarmee studenten in ieder semester tot hun eigen weerzin worden geconfronteerd, et cetera. Studenten krijgen nauwelijks les, hebben weinig contacturen en moeten vooral zelf veel uitzoeken. De studenten ondergaan het weemoedig nadat weer een vak of moduul is afgerond. Er moet en zal worden gestudeerd, het HBO-diploma is een doel op zich, maar het garandeert en representeert weinig.



De misstanden manifesteren zich vooral binnen opleidingen die zich richten op werkvelden en beroepen waarvoor niet exact, concreet kan worden afgebakend wat een werknemer nu precies moet kennen en kunnen; vaak betreft het functies waarvoor een netwerk van grote waarde is en waarvoor zachte eigenschappen, likebility, agreeability en een zekere fysieke aantrekkelijkheid van invloed zijn. De meerderheid van studenten aan betreffende opleidingen is vrouw. Geheel tegen het in de samenleving en discussies over onderwijs te herkennen heersende dominante narratief manifesteert veel van de problematiek zich binnen de populatie van mannelijke studenten. Studievertraging, dropouts, demotivatie, meeliften met de harde werkers in de groep, de zaken niet op orde hebben, minder goede resultaten, etc.: het zijn vooral de jongens die er last van hebben. Ook diagnoses zoals AD(H)D, dyslexi, etc. en problematiek van psychische aard doen zich vooral bij jongens voor. Het onderwijssysteem waarin van een student een hoge mate van planning, discipline, zelfstandigheid en zelfredzaamheid wordt verwacht, slaat minder aan bij de jongens. Het onderwijs in het algemeen en dus ook het HBO is sterk gefeminiseerd, zowel letterlijk (veel vrouwelijke werknemers) als figuurlijk (onderwijssystemen en -methoden met veel aandacht voor evaluatie, reflectie, etc. resoneren veel beter bij meisjes). In de huidige tijdsgeest is er weinig aandacht of belangstelling voor het vaak moeizame studieverloop van jongens, maar de geringe beschikbare data en de ervaringen van docenten spreken voor zich en zouden hierin een noodzakelijke paradigmaverschuiving moeten signaleren.



Resumerend:

Onder invloed van neoliberalisering en de vanzelfsprekendheid van het studeren is het Hoger Beroepsonderwijs in Nederland geperverteerd en verworden tot een markt zonder goed toezicht van overheid en werkveld waarop aan een onwetende heterogene doelgroep producten worden aangeboden in de vorm van een variëteit aan vage opleidingen waarvan de kwaliteit te wensen overlaat en waarvan het onduidelijk is of en in hoeverre er uit een werkveld vraag is naar het aantal afgestudeerden. De prospectus van deze opleidingen wordt tijdens de studietijd niet bewaarheid en sluit niet aan bij de realiteit van het leven na de studietijd en het werkveld waardoor de afgestudeerden een onzekere toekomst tegemoet gaan. Het Hoger Beroepsonderwijs maakt zich schuldig aan een Onrechtmatige Daad en pleegt verraad aan deze kwetsbare, jonge populatie.



Veel hbo-docenten zijn zich in meer of mindere mate bewust van de teloorgang van de kwaliteit van beroepsopleidingen en zien de ontwikkelingen al jaren met lede ogen aan. De aantrekkelijke arbeidsomstandigheden van een vaste aanstelling, gevoelens van machteloosheid, onvoldoende vertrouwen in verandering en een noodzakelijke cultuuromslag, alsmede gevoelens van apathie en onverschilligheid, scheppen omstandigheden waarin er nauwelijks tot geen docenten zijn die in de openbaarheid willen en durven te treden met een verhaal dat de Nederlandse bevolking en haar regering dienen te horen en waarop dient te worden geacteerd. Het Hoger Beroepsonderwijs in Nederland heeft een Deltaplan nodig.



Het boek met de veelzeggende titel The Great University Con: How we broke our universities and betrayed a generation geeft een overzicht van de omstandigheden van het hoger onderwijs in het Verenigd Koninkrijk; het beschrijft oorzaken en gevolgen die vergelijkbaar en identiek zijn met die in het Hoger Beroepsonderwijs in Nederland. Overheid, ouders, mentoren, maar vooral leerlingen en studenten dienen hier kennis van te hebben. Bewustwording is noodzakelijk om het fragiele proces van studie- en beroepskeuze te laten resulteren in een uitkomst die aansluit bij verwachtingen en de realiteit van het leven. Het Hoger Beroepsonderwijs is verworden tot een bubbel die vroeg of laat gaat barsten. Hoe eerder dat gebeurt, hoe beter voor het welzijn van toekomstige generaties studenten.



Verontruste hbo-docenten bij Nederlandse Hogescholen





Literatuur (kort)



Brink, G. V. (2019). Ruw ontwaken uit de neoliberale droom en de eigenheid van het Europese continent. Pogingen om de tijdgeest te verstaan. Prometheus.



Caplan, B. (2018). The Case against Education: Why the Education System Is a Waste of Time and Money. Princeton University Press.



Craig, M. D. (2018). The Great University Con: How We Broke Our Universities and Betrayed a Generation. Original Book Company.



Engelen, E. (2021). Ontwaak! Kom uit uw neoliberale sluimer. Athenaeum.



Füredi, F. (2009). Wasted: Why education isn't educating. A&C Black.



Manen, P. V. (2019). Wanneer krijgen we weer Les?: De opmerkelijke praktijk van gepersonaliseerd onderwijs. Scriptum Books.



Reynolds, G. H. (2012). The higher education bubble. Encounter Books.



Runia, E. H. (2019). Genadezesjes: over de moderne universiteit. Athenaeum.



Woltring, L. & Wateren, D. Van der (2019). De Ontwikkeling van Jongens in het Onderwijs. Context en praktijk van primair tot hoger onderwijs. Lannoo Campus.



Wit, Hans de. (2012). Crisis in the Dutch Universities of Applied Sciences.

https://ejournals.bc.edu/index.php/ihe/article/view/8640

Reacties